Het is de paradox van mens-zijn: om een vrij en zelfstandig wezen te zijn, heb je de hulp van en de verbondenheid met anderen nodig.
Anna Terruwe werkte in de tijd waarin grote groepen mensen de vrijheid en zelfstandigheid begonnen te ontdekken. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw zijn traditionele verbanden als kerken, zuilen, klassen en zelfs families geërodeerd of van vorm veranderd. Millennialang zagen mensen zich allereerst als lid van een groep – in het moderne westen zijn we allereerst vrije individuen.
Behalve bevrijd kunnen wij, individuen, ons ook knap eenzaam voelen, of overvraagd. We moeten zelf ons eigen leven vormgeven, managen, en er nog zin aan geven ook. Dat leidt bij steeds meer mensen en op steeds jongere leeftijd tot een burnout.
Het is niet dat we terug moeten – of zelfs maar kunnen. Het is wel dat we een nieuw evenwicht moeten vinden tussen onafhankelijkheid en afhankelijkheid, tussen vrijheid en verbondenheid. Dat begint, benadrukte Terruwe, bij de erkenning dat we onze eigenwaarde krijgen in plaats van maken, en dat we alleen tot zelfstandige, volwassen mensen kunnen uitgroeien als we voldoende steun en hulp ontvangen.
In de altijd wat archaïsch aandoende taal van Terruwe: ‘De ander is mijn meester en tegelijk mijn absolute afhankelijke’.
*
Volgende keer: Angst in het gevoelsleven. Een nieuw lemma uit de bevestigingsleer van Anna Terruwe.
Volg ons via Twitter of Facebook, of kom snel hier weerom.